Tekst: Bob
Ik heb niet zoveel met religie. Ik bedoel, ik vind het prima hoor wat iedereen wil geloven, maar ik zet gewoon teveel vraagtekens achter de wetten en geboden. Hoezo mag ik op zondag geen televisie kijken? En waarom is een varken per se onrein? Misschien dat ik niet echt iets heb tegen religie zelf, maar meer met dingen die je wordt opgedragen om te doen en vooral niet te doen. Wie bepaalt dat dan?
Nu weet ik ook wel dat gelovige mensen zelf zeggen dat het hun eigen keuze is om een hoofddoek of een keppeltje te dragen of om niet te eten tussen carnaval en Pasen, maar ik weet uit ervaring dat er ook iets van groepsdruk bij komt kijken. Eigen ervaring? Groepsdruk? Je had toch niets met religie?
Dat zit zo:
Ik ben een fundamentalist, qua Feyenoord dan. Maar ècht, hé. In de bijna dertig jaar dat ik bij de club kom, heb ik me de, vaak ongeschreven, wetten van het legioen eigen gemaakt. Ik probeer deze regels zoveel mogelijk na te leven en op te volgen. Soms omdat ik zelf vind dat het zo hoort, soms ook vanwege de groepsdruk van mijn medesupporters. Een voorbeeld? Natuurlijk….
Eens in de zoveel tijd hebben mijn vrouw en ik een ouderwetse date met elkaar. Dan boeken we van tevoren een oppas, dirken we ons enorm op en gaan we heel chic uit eten. Soms gaan we daarvoor naar de film of doen we daarna nog even een drankje in de stad. Laatst was het dus weer zo’n avond; ik zat op mijn paasbest (gepoetste schoentjes, spierwit overhemd en colbert) al beneden, ik had het oppasmeisje al instructies gegeven: “Half negen moeten ze richting bed, daarvoor mogen ze nog een film kijken, niet te eng graag, frisdrank en chips staan op de gebruikelijke plekken.” Het is op zo’n moment altijd wachten op mijn vrouw. Dat komt waarschijnlijk doordat ze een vrouw is. Ze stond al een tijd voor de badkamerspiegel en was lang in de weer geweest met de föhn. Ik begon te roepen, want de tijd voor onze restaurantreservering was al bijna aangebroken, bovendien moesten we nog een stukje met de metro.
Speciaal voor deze gelegenheid had ze een kek rood bloesje gekocht, ze had er mooie rode hakjes onder gedaan, dat had ze vooraf al gemeld.
Toen ze de trap af kwam stormen, nadat ik voor de zoveelste keer had geroepen dat we nu toch écht moesten gaan, moest ik even slikken. Slikken, ja…. Natuurlijk zag ze er mooi uit, maar dat was niet de reden dat ik van mijn à propos was. “Ja ik heb er even een wit vestje overheen gedaan, wie weet wordt het wat frisjes, staat het leuk?”, vroeg ze. “ Eeeeeh, zo koud is het nu toch ook niet? Het is helemaal geen weer voor een vestje”, probeer ik eerst voorzichtig. “Ja, maar misschien vanavond wel. Bovendien, jij hebt toch ook een jasje aan?”.
Ik wilde niet gelijk als fundamentalist overkomen, ook niet ten overstaan van het oppasmeisje dat het ongemakkelijke gesprek vanaf de bank volgde. Hoe kon ik mijn vrouw duidelijk maken dat de combinatie wit-rood-wit (rode blouse, wit vest) ècht niet kan? Voor hetzelfde geld krijg je in het restaurant een tafeltje vlakbij de deur, heeft zij het fris en zit ik die avond te dineren met iemand in een ‘Ajax-shirt’. Ten eerste doet dat onze liefde niet bepaald goed, ten tweede smaakt mijn biefstukje dan ook minder lekker. Maar nog erger: de stad zit op zaterdagavond vol medesupporters, wie weet kom ik een bekende tegen. Loop je op de Witte de With met je vrouwtje en krijgt ze het ineens ‘fris’. Half Vak T staat daar pils te hijsen op een zaterdagavond. Dat krijg ik nog minimaal een half seizoen consequent te horen en daarna komt de kledingkeuze van mijn vrouw nog in fases geregeld terug. Groepsdruk!
“Ik denk dat een blauw vestje beter staat”, opper ik. Ze heeft de hint nog niet begrepen, want het blauwe vestje schijnt in de was te zitten. Als we naar de metro lopen, vraag ik: ”Zal ik je vestje dragen?”. “Oh, wat charmant!”, zegt ze. Later op de avond heeft ze het fris en kijkt me aan. ”Kut! Vestje in de metro laten liggen! Je mag mijn jasje wel om je schouders… Zullen we nog een drankje doen op de Witte de With?”