De competitie lag stil in het laatste voetbalseizoen van de Tweede Wereldoorlog. Geen voetbal? De club bleef bestaan. Na de capitulatie van de Duitsers op 5 mei 1945 ging men weer aan voetballen denken en na de zomer begon de competitie opnieuw. Feyenoord speelde lang niet in De Kuip. De bezetters vorderden het stadion onder meer als opvang van duizenden Rotterdammers na de grote razzia van 10 november 1944. Alles met goedkeuring van de NSB-burgemeester van Rotterdam, Frederik Ernst Müller. Dit deerde de supporters niet om lid te blijven of worden van hun geliefde voetbalclub. Zo was ook Jan Kindt in dit seizoen lid van de Supporters-Vereeniging “Feijenoord”. Het ingelijste lidmaatschapsbewijs hangt in het kantoor van de FSV. Jan Kindt is overleden, zijn zoon Peter vertelt over het ‘Vodje’ uit de schoenendoos van zijn vader.
Tekst: Peter Kindt en Peter Tetteroo
Foto’s: Feyenoord Supportersvereniging
Het lidmaatschapsbewijs van Jan Kindt
Peter Kindt: “Ergens, aan een muur, in De Kuip hangt een klein ingelijst stukje papier met daarop de naam van mijn vader: Jan Kindt. Het papiertje is zijn lidmaatschapsbewijs uit 1944-1945 .
Hoe belandde dit kleinood ooit in De Kuip?
“Mijn moeder was een vrouw van Rust, Regelmaat en Reinheid. Naast die 3R’s had zij nog een ander motto: orde. In die geordende wereld bij ons thuis, stond ook ergens achterin het dressoir een schoenendoos van mijn vader. In die doos zat tussen de foto’s een klein papiertje. Het was zijn lidmaatschapskaart van Supporters-Vereeniging Feijenoord. Tijdens verhuizingen riep mijn moeder steevast: “Wat moet je met dat ouwe vodje?” Mijn vader mompelde dan: “Ach, leuk voor later, de kinderen vinden het misschien wel leuk.” Na de laatste opruiming bedacht mijn vader dat buurman Wim er wellicht belangstelling voor zou hebben. Wim Pannekoek was (en is) een groots Feyenoord fan en kende binnen de club mensen die zich bezighielden met de clubhistorie en zo belandde dat ‘Vodje’ van mijn vader weer terug in De Kuip.”
Voetballen met kogels in de benen
De lidmaatschapskaart stamt uit 1944, Jan Kindt was 17 of 18. In 1946 kreeg hij op zijn 21ste verjaardag een oproep voor militaire dienst in Indonesië. Daar werd hij tijdens oorlogsacties door beide benen geschoten. Artsen besloten tot amputatie omdat de kogels te diep in het beenmerg zaten om te opereren. Een net gearriveerd Engels chirurgje zag echter wel mogelijkheden en verwijderde acht van de kogels. Twee zaten te diep in het merg en die liet de chirurg noodgedwongen zitten. Zijn advies na de operatie was: ‘Ga voetballen dan schoppen ze die kogels er vanzelf wel uit’. Peters vader volgde het advies nog in Indië al op.
Peter Kindt: “Later beweerde mijn vader dat hij in het Nederlands Militair Elftal had gespeeld. Of dat in die jaren bestond, betwijfelde ik als kind al. Eenmaal terug in Nederland, bleef hij voetballen. Hij werd in het begin van de jaren ‘50 lid van BVCB in Bergschenhoek. Dertien jaar speelde hij in het eerste en in 1954 vierden ze zelfs een kampioenschap. In de jaren zestig gingen er in Berkel stemmen op om naast het grote (katholieke) TOGB een tweede voetbalclub op te richten, dat werd CVV (Christelijke Voetbal Vereniging) Berkel. Mijn vader was een van de oprichters en speelde daar ook nog enige jaren in het eerste. Zelf mocht ik op mijn elfde bij de pupillen van CVV Berkel, met dispensatie van de KNVB omdat ik nog geen 12 was. Ik speelde linksbuiten in de C1.”
Jan, hebbie zin in Feijenoord?
“Mijn vader werkte bij de Gekro in Rotterdam. Directeur Rien de Kroes woonde in Berkel en bezat vaste plaatsen op de eretribune in De Kuip. Als Rien geen zin had om zelf naar De Kuip te rijden, belde hij op zondagochtend mijn vader: ‘Jan, hebbie zin in Feijenoord? En neem die jongen (ik) ook mee.’ Zo zaten we dan diezelfde middag op de eretribune. Op de Gekro hadden ze een bedrijfselftal dat op zomeravonden in een ‘wilde’ competitie speelde. Ik speelde in een kroegelftal een paar keer tegen mijn vader. Als een namaak Coen Moulijn probeerde ik hem dan te poorten en te dollen. Als een pitbull stond hij elke keer weer voor mijn neus en belandde ik, zoon of niet, na een tackle à la Theo of Rinus verkreukeld over de zijlijn.”
Rare kromme gozer
“Mijn vader en ik hadden naast Feyenoord ook een zwak voor Xerxes. Daar liep een rare kromme speler op het middenveld te rauzen als een beest en te passen als een biljarter. Een pik met enkels van pap, de motoriek van een bejaarde en de snelheid van een postbode. Maar wat kon die gozert voetballen. Dat hij ooit het beste middenveld uit de Nederlandse voetbalgeschiedenis met Wim Jansen en Frans Hasil zou vormen, wisten wij nog niet. Niemand kon bevroeden dat hij met Feyenoord op 6 mei 1970 in Milaan dat ding met die grote oren voor Rotterdam ging pakken.”
Liefde voor Feyenoord
“Mijn ouders groeiden op in bittere armoede. Sport bestond eigenlijk alleen voor een handjevol rijken. De ‘gewone’ man keek naar sport. Zo ook mijn vader. In zijn jeugd fietste hij vanuit Berkel en Rodenrijs elke twee weken met vrienden naar Rotterdam-Zuid voor Feijenoord. Hoewel mijn vader een Feijenoorder in hart en nieren was, liet hij dit thuis zelden merken. Bewijs is misschien dat hij aan zijn baas door de telefoon bij mijn geboorte op 6 november in 1955 alleen liet weten: ‘We hebben een nieuwe Coen’. Ik was weliswaar ook een linkspoot en daar eindigt ook meteen elke overeenkomst met de grootste, kleine man van zijn Feijenoord en mijn Feyenoord.”
Dit artikel is verschenen in de meest recente uitgave van Hand in Hand. Hand in Hand verschijnt periodiek en wordt automatisch verstuurd aan alle leden van de Feyenoord Supportersvereniging. Het blad is tevens te koop in de losse verkoop. Lid worden van de Feyenoord Supportersvereniging kan hier.